
Jurisprudentie
AO1583
Datum uitspraak2003-11-14
Datum gepubliceerd2004-01-12
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers99754 / EX RK 03-391
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-01-12
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers99754 / EX RK 03-391
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verzoek tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht afgewezen. Verzocht is om benoeming van een psychiater tot deskundige, die het handelen van een cardioloog zou moeten beoordelen. De maatstaf voor beoordeling van het handelen van een arts is de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in gelijke omstandigheden mag worden verwacht. Nu de medische behandelingen van verzoeker zijn verricht door cardiologen, is de rechtbank van oordeel dat een psychiater vanuit zijn eigen specialisme niet kan beoordelen of er door de behandelend cardiologen vanuit hun specialisme lege artis is gehandeld. Dit brengt mee dat het verzochte voorlopig deskundigenonderzoek niet kan bijdragen aan de beslissing in het tussen partijen bestaande geschil. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
BESCHIKKING
Zaaknummer : 99754 / EX RK 03-391
Datum beschikking : 14 november 2003
Deze beschikking wordt gegeven naar aanleiding van het op 2 september 2003 ter griffie ingediende verzoekschrift namens:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
procureur mr. C.M. van der Corput,
gericht tegen:
1. de stichting
STICHTING MÁXIMA MEDISCH CENTRUM,
gevestigd te Veldhoven,
verweerster sub 1,
advocaat mr. E.J. Wervelman te Utrecht,
procureur mr. J.E. Lenglet,
2. de stichting
STICHTING CATHARINA ZIEKENHUIS,
gevestigd te Eindhoven,
verweerster sub 2,
advocaat mr. J. Meyst-Michels,
procureur mr. G.D. Noordijk.
1. Inleiding
Het verzoekschrift strekt tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht. Partijen zijn opgeroepen te verschijnen ter zitting van 29 oktober 2003. Voor verzoeker zijn verschenen de dochter van verzoeker ([mevrouw H.]) en mr. G.D. Bosman, kantoorgenoot van de procureur van verzoeker. Voor verweerster sub 1 is verschenen mr. M.P. Schilt, kantoorgenoot van mr. Wervelman, en voor verweerster sub 2 is verschenen mr. S.M. Christiaan, kantoorgenoot van mr. Meyst. De raadslieden en [mevrouw H.] hebben ter zitting het woord gevoerd.
2. Het verzoek
Op 4 juli 1998 is verzoeker opgenomen op de afdeling cardiologie van het toenmalige Diaconessenziekenhuis te Eindhoven (inmiddels geheten: Stichting Máxima Medisch Centrum) vanwege pijnklachten op de borst. Ten tijde van de opname gebruikte verzoeker lithium. Op 13 juli 1998 ontstond bij verzoeker in reactie op een ingebrachte infuusnaald een infectie aan zijn arm, welke gepaard ging met hoge koorts. Vanaf de datum van opname tot aan 28 juli 1998 vond onafgebroken lithiumcarbonaatdosering plaats. Op 28 juli 1998 werd verzoeker overgeplaatst naar het Catharina Ziekenhuis te Eindhoven, waar verzoeker op 30 juli 1998 werd geopereerd. Op 4 augustus 1998 volgde terugplaatsing naar het Diaconessenziekenhuis. Op 4 augustus 1998 werd voor het eerst bij verzoeker de lithiumspiegel bepaald. Deze spiegel was zeer ernstig verhoogd, zodanig dat dit paste bij een ernstige lithium-intoxicatie. Verzoeker stelt dat duidelijk is dat de intoxicatie vanaf 12 juli 1998 tot 4 augustus 1998 heeft kunnen ontstaan en dat bij gebreke van afdoende controle verwijtbaar is gehandeld door de ziekenhuizen en de betrokken specialisten die in de genoemde periode verantwoordelijk waren voor de ingestelde en gecontinueerde medicatie. De schade die als gevolg van de intoxicatie is ontstaan is aanzienlijk. Medisch gezien is het voor verzoeker niet meer mogelijk om volwaardig te werken. Verzoeker heeft zijn agrarisch bedrijf versneld af moeten bouwen en hij is feitelijk vervroegd met pensioen gegaan. Voor verzoeker is het van belang dat vast komt te staan of de controle die op de mogelijke stapeling van intoxicatie had moeten plaatsvinden, ten onrechte niet heeft plaatsgevonden. Partijen hadden voorafgaand aan de indiening van dit verzoekschrift overeenstemming bereikt over de inschakeling van een deskundige, prof.dr. [naam cardioloog], cardioloog, verbonden aan het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam. Verzoeker kan zich niet verenigen met de uitkomsten van het door deze deskundige opgemaakte rapport. Verzoeker stelt voor om een onafhankelijke psychiater tot deskundige te benoemen. Een psychiater kan aan de hand van de voorliggende medische gegevens, zonodig aangevuld met een gesprek met verzoeker en met de betrokken behandelaars vaststellen of de veronderstelling juist is dat er geen verschijnselen bestonden die op lithiumintoxicatie zouden kunnen wijzen. Het deskundigenbericht zal dienen te zijn gericht op de beoordeling van de kwaliteit van de medische behandeling die verzoeker in vorengenoemde periode heeft ondergaan.
3. Het verweer
Verzoeker had gedurende de opname in het Diaconessenziekenhuis geen stoornissen in de water- en zouthuishouding zodat er geen reden bestond om (onder meer) lithium te prikken. Na de overplaatsing naar het Catharina ziekenhuis is er op 29 juli en 31 juli 1998 de kreatininespiegel bepaald. De oplopende kreatininewaarde was voor de behandelaars in het Catharina ziekenhuis aanleiding om verzoeker met klem te adviseren in het ziekenhuis te blijven zodat nader onderzoek kon plaatsvinden. Verzoeker heeft dit geweigerd en is op 31 juli 1998 naar huis gegaan. Op 4 augustus 1998 werd verzoeker opgenomen in het Diaconessenziekenhuis in verband met verschijnselen van een lithiumintoxicatie.
Verweersters zijn van oordeel dat het verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht dient te worden afgewezen, aangezien er reeds een deskundigen-onderzoek heeft plaatsgevonden en de door alle betrokken partijen geaccordeerde deskundige, cardioloog prof.dr. [naam cardioloog], tot het oordeel is gekomen dat er geen aanleiding bestaat om aan te nemen dat de medische behandeling van verzoeker niet zorgvuldig is uitgevoerd (het door verweerster sub 1 primair gevoerde verweer). Tevens maken verweersters bezwaar (het door verweerster sub 1 meer subsidiair gevoerd verweer) tegen het benoemen van een psychiater, aangezien het handelen van een cardioloog aan de orde is en men een psychiater geen vakgenoot van een cardioloog kan noemen. Bij de beoordeling van al dan niet onzorgvuldig handelen in het kader van een medische behandeling geldt de toetsingsnorm van een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot onder vergelijkbare omstandigheden. Subsidiair stelt verweerster sub 1 dat, indien de rechtbank overgaat tot het benoemen van een deskundige, het voor de hand ligt om prof.dr. [naam cardioloog] tot deskundige te benoemen om aanvullende vragen te beantwoorden.
Verweerster sub 2 heeft bezwaar tegen de door verzoeker voorgestelde vraagstelling. Uiterst subsidiair verzoekt verweerster sub 1 de rechtbank om, indien wordt overgegaan tot benoeming van een psychiater als deskundige, in geen geval wordt gekozen voor benoeming van de door verzoeker voorgestelde persoon, nu er reeds contact is geweest tussen die deskundige en de medisch adviseur van verzoeker.
4. De beoordeling
Partijen hebben reeds voorafgaand aan dit verzoek gezamenlijk door een cardioloog een deskundigenrapport laten opstellen, waarbij overeenstemming bestond over de persoon van de deskundige en over de aan hem voor te leggen vraagstelling. Omdat verzoeker zich niet kan verenigen met de uitkomst van dit rapport, verzoekt hij de rechtbank nu om een voorlopig deskundigenonderzoek door een psychiater te gelasten. Ter zitting heeft verzoeker gepersisteerd bij zijn verzoek om niet een andere cardioloog, maar juist een psychiater te benoemen. De te benoemen psychiater zou naar de mening van verzoeker moeten oordelen over de kwaliteit van de medische behandeling die verzoeker heeft ondergaan, meer in het bijzonder de controle op de lithiumspiegel die volgens verzoeker had moeten plaatsvinden. De maatstaf voor beoordeling van het handelen van een arts is de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in gelijke omstandigheden mag worden verwacht. Nu de medische behandelingen van verzoeker zijn verricht door cardiologen, is de rechtbank van oordeel dat een psychiater vanuit zijn eigen specialisme niet kan beoordelen of er door de behandelend cardiologen vanuit hun specialisme lege artis is gehandeld. Dit brengt mee dat het verzochte voorlopig deskundigenonderzoek niet kan bijdragen aan de beslissing in het tussen partijen bestaande geschil. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
4. De beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Adang, vice-president, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank voornoemd van 14 november 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.